Op 6 januari 2021 bericht het NOS-Journaal over de bedreiging van D’66 leider Kaag door een man met een brandende fakkel bij haar woning. Onder andere demissionair minister De Jonge van VWS komt aan het woord. Hij zegt: “Woorden doen er toe”. Waarmee hij klip en klaar het verband legt tussen deze en andere recente bedreigingen van politici enerzijds en met recente uitspraken door FvD-politici anderzijds.
De presentator vraagt aan de politiek verslaggever wat de FvD van deze verwijten vindt. Vervolgens komt FvD-kamerlid Van Meijeren in beeld in een vooraf opgenomen interview. Van Meijeren zegt daarin onder meer: “In een democratische rechtstaat is het gebruikelijk dat verantwoordelijken voor misdrijven worden opgespoord, vervolgd en gestraft.” Hij weigert in te gaan op de argumenten dat de Tweede Kamer met de coronamaatregelen heeft ingestemd. Op de vraag of hij aanleiding ziet om zijn woorden naar aanleiding van het gebeurde aan te passen, zegt hij: “Nee, absoluut niet. Totaal niet.”
Terug in de studio zegt de politiek verslaggever tegen de presentator: “Nou je ziet het. FvD ketst hier de bal ‘gewoon’ terug en voelt zich niet verantwoordelijk voor het klimaat waarin dit soort incidenten dus nu gebeuren.”
Wat gebeurt hier?
Ik kijk er met stijgende verbazing naar. Hoezo ‘gewoon’ de bal terugkaatsen? En hoe zit het met de journalistieke verantwoordelijkheid om dit soort zaken te adresseren? Waarom zegt de politiek verslaggever niet dat Van Meijeren de feiten verdraait door te suggereren dat er bij het corona-beleid sprake is van een misdrijf in plaats van een legitiem politiek proces? Dat in een westerse democratie regering, parlement en rechtspraak niet voor niets van elkaar gescheiden zijn?
Dat doet er naar mijn mening toe, zéker als de media zichzelf serieus nemen als ‘waakhond van de democratie’. Bovendien staat het haaks op de oproep van Shula Rijxman in januari 2021, toen nog voorzitter van de NPO, naar aanleiding van eerdere aanvallen op de journalistiek:
“Met de feiten als tegengif moet de NPO onwaarheden, complottheorieën en polarisatie bestrijden.”
Vatten de media de rol als ‘democratische waakhond’ niet te smal op?
De waakhondfunctie van de journalistiek wordt door de Nederlandse Vereniging van Journalisten als volgt gedefinieerd: “De media vervullen een noodzakelijke rol in de democratische samenleving: zij zijn de publieke waakhond die onder andere als functie heeft om de overheid en het bedrijfsleven rekenschap af te laten leggen aan het publiek.”
In deze definitie is de democratische samenleving een vanzelfsprekendheid, terwijl die in toenemende mate onder druk staat. Daaruit volgt de vraag of de media als ‘publieke waakhond’ in een democratische samenleving, het ook tot hun verantwoordelijkheid zouden moeten rekenen om het functioneren van die democratische samenleving te beschermen.
Die vraag is m.i. meer dan legitiem, zeker in een tijd waarin het functioneren van de journalistiek in onze samenleving zelf wordt aangevallen en journalisten in toenemende mate met bedreigingen en geweld te maken hebben. Zo berichtte NRC op 5 januari jl. dat het aantal meldingen van bedreiging en agressie tegen Nederlandse journalisten bij PersVeilig in 2021 is verdubbeld ten opzichte van 2020. In 2021 ging het om 272 meldingen, in 2020 om 121 gemelde incidenten.
Dat zijn schokkende cijfers. Hoewel PersVeilig pas sinds 2019 bestaat, gaat het hier om een trend sinds 2018. Want in de jaarlijkse ‘World Press Freedom Index’ van Reporters sans Frontières stond Nederland in 2013, 2014 en 2016 nog de 2e plaats. Sinds 2018 zakte Nederland jaarlijks echter een plaats. Met als resultaat dat Nederland in 2021 op de 6e plaats staat.
“Dat komt mede door toenemend geweld richting journalisten, een gesloten overheid en aanvallen door politici die media als vijanden afschilderen die nepnieuws verspreiden.”
Het is met deze huidige stand van zaken voor mij bijna omineus dat notabene onze eigen dochter Sara Haverkamp, toentertijd een 6-VWO scholiere en inmiddels een master-student aan de Erasmus-universiteit, dit in 2018 al voorspelde. In haar profielwerkstuk dat in 2018 werd beloond met de KNAW Onderwijsprijs schreef zij: “However, the ‘demonization’ of President Trump concerning the news media, seems to lead to diminished safety. This research points to the fact that journalists are increasingly being harassed and abused. As the research shows, these developments are reason for concern, both for American journalists, as well as for the worrying exemplifying effect for other countries when it comes to freedom and safety for the press”.
Met deze ontwikkelingen ligt aantasting van de persvrijheid op de loer, voor zover die -als gevolg van toenemende zelfcensuur – door angst voor bedreigingen, al niet gaande is.
Rechts-populisten ondermijnen het vertrouwen in de media
Ook uit onderzoek van Hameleers (2020) blijkt “dat – vergeleken met linkse-populistische en mainstream politici, rechtspopulisten als Trump en Wilders, zich het meest schuldig maken aan het verspreiden van populistische desinformatie.” Daarbij is niet alleen de relatie tussen rechts-populisme en desinformatie zorgwekkend, óók de daarmee gepaard gaande aanvallen op de betrouwbaarheid van feiten en kennis. Het alomtegenwoordig gebruik van termen en frames als ‘fake news’ en ‘mainstream media’ uit de campagne en tijdens het presidentschap van Trump, zijn ook in Nederland omarmd door rechts-populisten. Uit het onderzoek van Hameleers (2020) blijkt dat “politieke leiders als Trump en Wilders de legitieme media op populistische wijze de schuld geven door ze te beschouwen als onderdeel van het corrupte en leugenachtige establishment.”
In dat licht is het op zijn zachtst gezegd opvallend dat rechts-populistische politici in Nederland – buiten verkiezingsdebatten om – live podium krijgen bij publieke en commerciële omroepen. Denk onder andere aan het optreden van Baudet bij Op1 in januari 2021, waarin hij desinformatie over het coronavirus bezigde. Of zijn rol als co-presentator van Goedemorgen Nederland in maart 2021, waarbij hij niet alleen het NOS-Journaal aankondigde als ‘fake news-journaal’, maar ook desinformatie gaf over het klimaat. Of aan zijn optreden bij Jinek in diezelfde maand, waarbij hij corona vergeleek met een seizoens-griep en ontkende dat het virus significante oversterfte tot gevolg heeft. In dit laatste voorbeeld is het bovendien zeer tekenend dat niet de gebezigde desinformatie tot nieuws in andere media leidde, maar wél het feit dat Baudet wegliep toen hij in deze uitzending zelf door cabaretier Martijn Koning werd ‘geroast’.
Vanuit de media blijft het oorverdovend stil
Genoeg voer dus om als Nederlandse media collectief het debat over te voeren en wellicht ook tot broodnodige afspraken te komen. Het is opvallend dat die discussie niet van de grond komt, óók niet na de uitstekende uitzending ‘Journalistiek in crisistijd’ van het programma Medialogica van april 2021. Daarin wordt scherp blootgelegd en wetenschappelijk onderbouwd hoe de waakhondfunctie van de Nederlandse journalistiek onder druk staat als gevolg van een doorgeslagen drang naar pluriformiteit. Het is een zeer interessante uitzending, om drie redenen.
- Ten eerste door de sterke bijdragen van wetenschappers Leonie de Jonge (RUG) en Michael Hameleers (UvA), die onderzoek doen naar media en populisme.
- Ten tweede omdat publieke en commerciële media in Franstalig België en Luxemburg laten zien dat het ook anders kan.
En – ‘last but not least’ – omdat de uitzending duidelijk maakt dat journalistieke vertegenwoordigers eigenlijk geen antwoord hebben op de vraag waarom media in Nederland dit voorbeeld niet zouden volgen.
Het kan ook anders
In Franstalig België en Luxemburg gaan media op een totaal andere manier om met rechts-populistische politici; er is een soort consensus onder journalisten om populistische en extremistische bewegingen tegen te gaan. Wetenschapper Leonie de Jonge deed onderzoek onder hoofdredacteuren en zegt daarover in de uitzending: “In Franstalig België en Luxemburg zien journalisten zich als een van de waakhonden van de democratie. Dan moet je durven blaffen, maar ook bijten.” De Jonge beschrijft dat de opvatting van journalisten in Nederland en Vlaanderen daarentegen is om een platform te bieden voor het publieke debat. Daarbij worden vooral meningen naast elkaar gelegd en is het aan de kijker of de luisteraar om te bepalen wat goed of fout is en niet aan de journalist.
Democratie moet zich kunnen verdedigen
“Democratie is het tegenover gestelde van uitsluiting. Daarom moet de democratie zich kunnen verdedigen tegen mensen die de democratische regels niet respecteren.” (Christophe Deborsu, journalist RTL Belgique)
Dat is de reden dat Waalse journalisten sinds 40 jaar een cordon sanitaire met elkaar hebben afgesproken tegen ondemocratische geluiden. De afspraak, die door alle audiovisuele journalisten in Franstalig België ondertekend, houdt in dat zij nooit ongefilterd een podium bieden aan geluiden die het respect voor de menselijke waardigheid ondermijnen. Daarbij gaat het om het aanzetten tot racisme, discriminatie op godsdienst, sociale klasse of geslacht. Als het toch noodzakelijk is voor een goed begrip van het nieuws, moet het zeer duidelijk in context worden geplaatst. En journalisten moeten duidelijk zijn over het standpunt van de redactie. Deborsu: “Dat betekent dat we die mensen alleen maar laten spreken via op voorhand opgenomen interviews, maar nooit live.” Ook toen Deborsu in 2019 bij de overwinningsspeech van Tom van Grieken van het rechts-populistische Vlaams Belang was en op dat moment live in het journaal was, liet hij die toespraak niet live horen. “Ik heb op mijn eigen manier vertaald wat ik van zijn toespraak hoorde, zonder hem echt te citeren.”
Ike Picone, universitair docent journalistiek en media aan de Brusselse VU, doet onderzoek naar desinformatie en de uitwerking daarvan op de samenleving. Ook hij vindt dat de journalistiek zich actief moet verweren tegen antidemocratische sentimenten. “Als journalist moet je zeggen: ik ben onpartijdig, ik probeer de zaken zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven, maar ik kies wel de kant van de democratie. Dat betekent dat je er tegenin gaat als iemand die regels met voeten treedt.” Hij benadrukt hoe belangrijk het is dat journalisten zich juist in het huidige tijdsgewricht bewust zijn van het belang van het democratisch gedachtengoed. Dat vraagt wel dat journalisten de democratische principes goed onder de knie hebben. “Democratie bestaat uit twee belangrijke elementen: het is een bestuurssysteem dat mensen aan de macht brengt en het is een waardensysteem, waarin we waarden overeenkomen m.b.t. mensenrechten en liberale waarden.”
Die taakopvatting lijken hoofdredacteuren Gelauff (hoofdredacteur NOS-Nieuws) en Bert Huisjes (algemeen directeur en hoofdredacteur WNL) echter niet te zijn toegedaan. Zo zegt Huisjes: “Een politicus heeft een verantwoordelijkheid, maar als dat zijn diepste overtuiging is, dan is hij natuurlijk wel vrij om dat te verkondigen. Ik bedoel, zo lang er mensen op hem stemmen, heeft hij nog een mandaat ook om dat namens sommige mensen te zeggen.” M.i. gaat Huisjes hier volledig voorbij aan de eigen verantwoordelijkheid van de media.
Ook Gelauff lijkt het beschermen van de democratie niet als een van de primaire taken te zien. “Onze taakopvatting is dat je ook betekenis geeft aan wat je uitzendt en niet alleen maar een doorgeefluik bent. Ik voel me niet zozeer een verdediger van de democratie. Ik vind wel dat het aan ons is om bewegingen te signaleren die er misschien op gespannen voet mee staan, of die voor veranderingen zorgen of die veranderingen willen. Dus daar ligt wel echt een verantwoordelijkheid, denk ik.”
De invloed van media op de verspreiding van desinformatie wordt onderschat
Deborsu wijst er op dat desinformatie in een crisis levensgevaarlijk is en wetenschappers De Jonge en Hameleers maken duidelijk dat desinformatie uit sociale media vooral effectief wordt, als het door de publieke en commerciële media wordt opgepakt.
Huisjes lijkt dat te betwisten:
“Dat je overtuigd wordt door een discussie op tv, ik geloof dat niet. Kijk, wij zullen ons best moeten doen om mensen ervan te overtuigen dat het virus gevaarlijk is, maar je kan mensen niet programmeren”.
In mijn ogen loopt Huisjes hier weg van de verantwoordelijkheid voor de programma’s van zijn zender.
De Jonge wijst op de sterke onderlinge afhankelijkheid tussen media en rechts-populistische politici, wat door wetenschapper Ruth Wodak ‘het rechts-populistische perpetuum mobile’ is genoemd. De Jonge legt uit hoe dat werkt: “Dat is dus een schandaal creëren, door een soort woord of actie (denk aan ‘de boreale wereld van Baudet). De media moeten daar iets mee, want dat is zo buitenproportioneel en nieuwswaardig, dat moet besproken worden. Dan komt er een uitgesproken mediadebat over: kan dit wel, wat bedoelt hij hiermee? Vervolgens kruipt de rechtspopulist in de slachtofferrol en zegt: zo was het helemaal niet bedoeld en kijk, ik word geframed door deze media, die sowieso al tegen mij waren. Het effect is dat je continu in de media bent. Dan wordt het geherdefinieerd en komt er een soort halve verontschuldiging. Gevolgd door het volgende schandaal.”
Het is de vraag of Gelauff de werking hiervan voldoende begrijpt. In de uitzending krijgt hij live-beelden uit het NOS-journaal van de uitslagenavond van de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 te zien, waarin Geert Wilders de vraag stelde of de aanwezigen ‘meer of minder Marokkanen wilden. Het fragment sluit af met de woorden van presentator Rob Trip: “Den Haag, de PVV”. In reactie zegt Gelauff hierop: “De vraag die eraan voorafgaat is natuurlijk altijd waarom doet hij dat? Doet hij dat omdat hij het vindt, doet hij dat om te scoren, doet hij dat om aandacht te trekken. Dat soort vragen bestaan er allemaal omheen. Ik weet niet of je bij elke uitspraak onmiddellijk op de inhoud er tegenover moet gaan zitten als misschien die andere gedachte erachter zit. Want dan faciliteer je juist die extreme mening, zou je kunnen zeggen. Dat soort discussies moet je als redactie voortdurend voeren”.
Dat is in mijn ogen niet erg effectieve – maar wel typisch Nederlandse – oplossing voor een serieus probleem; we praten er – als afzonderlijke media – misschien wel over en maken vervolgens onze eigen afwegingen, maar we pakken het niet collectief aan. Dat gebeurt in Franstalig België dus wel. Deborsu: “Ook hier laten we die mensen wel horen, maar we geven ze geen boulevard waarop ze van alles kunnen zeggen zonder enige weerlegging. Dat gaat dus niet, vinden wij.”
Doorgeslagen pluriformiteit in Nederlandse media
Zowel Huisjes, als Gelauff, als Dominique van der Heyde, chef parlementaire redactie NOS, lijken aanhangers te zijn van de platform-journalistiek. Huisjes: “We moeten aan talkshow-tafels wel laten horen dat dit geluid er in Nederland is.” Gelauff: “Ook wij laten dat zien; het is een geluid dat in Nederland bestaat.” Van der Heyde: “Ik denk dat het goed is om zoveel mogelijk stemmen te laten horen.”
Iedereen die oud genoeg is om zich de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op hem in 2002 bewust te hebben meegemaakt, heeft kunnen merken dat zich daarna een omslag heeft voorgedaan in de Nederlandse journalistiek. Ook De Jonge wijst daarop en signaleert dat er een soort overcompensatie is ontstaan, ook doordat de media de enorme verkiezingswinst van de LPF bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 niet hadden zien aankomen.
“Daarna zijn de media echt massaal de volkswijken ingegaan op zoek naar ‘de gewone Nederlander’. Wat we toen eigenlijk gezien hebben en veel nieuwsredacties zijn het daar ook mee eens, is dat we een soort overcompensatie hebben gezien, dat we massaal alleen nog maar ‘de boze burger’ aan het woord hebben gelaten, zodat er als gevolg een beeld ontstaat dat er alleen nog maar boze burgers zijn.”
Ook Wouke van Scherrenburg, toentertijd politiek verslaggever bij Den Haag Vandaag, herkent dit. “Bij de media ontstond de angst om weer zo’n grote bevolkingsgroep te missen, om weer zo’n grote politicus te missen Ook wij moesten dat ineens, de vox pop: de straat op en mensen naar hun mening gaan vragen. Ik heb op een gegeven moment ook gezegd, ik ga dat niet meer doen, ik vind dat echt zo verschrikkelijk. Dan maar elitair, maar ik ga dit echt niet meer doen.”
Huisjes ziet dit juist als een verbetering: “Als we kijken naar hoe een deel van de pers omging met de opkomst van Pim Fortuyn, dan denk ik dat wij in Nederland in de journalistiek vele malen beter omgaan met alle geluiden in onze samenleving en dat we een veel betere handvatten hebben gekregen om dat een plek te geven. Soms in talkshows, soms in programma’s, ik denk dat er juist enorme winst is geboekt in plaats dat we in een soort panieksituatie zitten van hoe moeten we daar nou mee omgaan, ik denk dat we er steeds beter mee omgaan.” In de uitzending blijft echter onduidelijk wat die betere handvatten en winst in zijn ogen dan precies zijn.
Van Scherrenburg merkt op dat rechts-populistische politici te veel ruimte van de media krijgen om feiten te ontkennen en leugens te verspreiden. “Aan zo’n talkshow-tafel krijgt zo iemand als Baudet de ruimte om echt de grootste flauwekul, echt leugens te verkondigen. En als je dan denkt dat als de presentatoren, zoals toen bij WNL, er te weinig van weten, ‘dan zet ik er een paar gasten bij die er wel verstand van hebben’, dan denk ik: jongens hou op, hou op!”
Ook Picone vindt dat er een grens moet worden getrokken door de media. “Wederom: moet je dat forum geven, moet er daar een plaats zijn om dat te kunnen doen? Er is al genoeg plaats op Twitter en consorten waar de journalistiek en maatschappij er ook niet per se tussenkomen.”
De ernst van de huidige situatie wordt door de Nederlandse media onderschat
Van Scherrenburg wijst op de verschuiving na de moord op Fortuyn en op het feit dat de grote aanwezigheid van rechts-populisten in de Tweede Kamer niet meer als enorm verontrustend wordt ervaren.
“Het is wél gevaarlijk. Want het begint met dit soort kleine stappen, gevolgd door grotere stappen en grotere stappen, tot we het op een gegeven moment normaal vinden dat er heel veel mensen worden buitengesloten. Dat het normaal is om mensen die een andere achtergrond hebben uit te spugen.”
Ook vanuit de wetenschap wordt dit onderschreven. De Jonge: “We weten inmiddels dat de media echt wel een impact hebben op het maatschappelijke debat. Vanuit de wetenschap laten wij steeds weer zien dat buitenproportioneel veel aandacht wordt besteed aan dit soort geluiden. We laten ook zien dat wel degelijk een effect heeft. Als je bij elkaar optelt hoe vaak dit soort partijen aan bod komen en wat er allemaal gezegd mag worden, dan is het die optelsom die eigenlijk mogelijk maakt dat je een normalisering van dit soort gedachtengoed ziet.”
Huisjes betwist die invloed en vindt dat we die niet moet over-problematiseren. “Een debat is een debat op een avond. Morgen is er weer een debat en overmorgen is er ook weer een debat. Het is belangrijk dat we dat in stand houden.”
Los van het feit dat Huisjes hier voorbijgaat aan de beschikbare wetenschappelijke kennis, is zijn mening ook dat in een democratie nu eenmaal verschillende maatschappijvisies moeten mogen worden verkondigd. “Dat heet namelijk vrijheid van meningsuiting. Als Baudet zegt: voor de meeste mensen is corona een griepje, is dat in principe geen leugen. Alleen miskent hij daarmee dat het voor een kleiner deel een levensgevaarlijk virus is. En dat we niet kunnen voortleven met een virus dat her en der toeslaat en tot enorme IC-aantallen leidt. Ik denk dus niet dat hij liegt, maar dat zijn probleemvaststelling niet juist is.”
Hiermee blijft een fundamentele vraag echter onbeantwoord: namelijk of vrijheid van meningsuiting – en daarmee de geboden platform-functie door de media – ook moet gelden voor rechts-populistische politici die de principes van de democratische rechtstaat met voeten treden.
Ook Gelauff geeft geen antwoord op die vraag. Hij merkt op dat de media onderdeel zijn van de democratie en de samenleving waarover zij berichten. Hij zegt wel dat er ergens een grens ligt en dat die niet ‘tot in het oneindige gaat’. Op de vraag waar die grens dan ligt, antwoordt hij: “Dat weet je pas als je ‘m tegenkomt, denk ik.”
Hieruit spreekt m.i. weinig tot geen verantwoordelijkheid van de eigen rol. In de uitzending blijkt ook waarom: Gelauff legt de eindverantwoordelijkheid bij het publiek. “In de taakopvatting als publieke nieuwsorganisatie, die nieuws maakt voor iedereen, vinden we het fundamenteel dat we schetsen wat er in de wereld gebeurt, dat we daarin verschillende perspectieven laten zien, maar het is aan onze kijker, of onze lezer die onze site leest, om daar wat van te vinden.”
Van Scherrenburg vindt dit te makkelijk. “Dat klinkt alsof je doodsbang bent om bepaalde mensen tegen de haren in te strijken. Waarom kun je niet kritisch zeggen: Meneer Baudet, uw app-jes waren zo ontzettend fascistisch, kunt u zich voorstellen dat heel veel mensen denken: daar komt een horde bruinhemden aan? Dat is een normale vraag en dan hoef je toch niet te zeggen: ‘ik vind dat’? Je kunt vormen vinden om je kritische geluid toch te laten horen. Anders kun je de verslaggevers ook wel afschaffen. Je houdt gewoon iemand de microfoon onder de neus en je denkt: nou ja, hij heeft nu 50 seconden gehad, knip.”
Ook Deborsu is die mening toegedaan.
“Je moet als journalist geluiden laten horen die de democratie respecteren. Als je dat niet beschermt, loop je het risico dat je een zeer kostbaar goed, namelijk het democratisch systeem verliest. Het loont de moeite omdat op deze manier te beschermen.”
Van Scherrenburg signaleert ook dat journalisten te ‘schijterig’ zijn als het gaat om het bevragen van rechts-populistische politici. “Het heeft er mee te maken dat je als journalist kritisch moet blijven. Dat is alles. Behandel die mensen net zoals je andere politici zou behandelen. Want dan vind je jezelf leuk als je een kritische vraag stelt, dan vind je jezelf goed bezig. Doe dat dan ook bij hen.”
De huidige rolopvatting komt als een boemerang terug op de journalistiek
Zowel Picone, als De Jonge, waarschuwen dat de journalistiek als eerste het slachtoffer wordt van antidemocratische krachten. Picone: “Je wordt zelf onderuitgehaald, je wordt beschuldigd van links te zijn, een verrader van het volk te zijn. Je moet duidelijk maken dat het uit eigenbelang is dat je die democratie ook gaat beschermen.” De Jonge: “De consequentie daarvan zien we nu dus. Dat journalisten bedreigd worden, aangegrepen worden. Niet alleen journalisten, maar ook wetenschappers. Er zijn ook collega’s van ons die nu worden bedreigd. Dat is de consequentie van de normalisering van het radicaal rechtse gedachtengoed.”
Er zijn sterke overeenkomsten met de Netflix-film ‘Don’t look up’
Er zijn sterke parallellen tussen de uitzending ‘Journalistiek in crisistijd’ met de Netflix-film Don’t look up. Dat zou bijna grappig zijn, ware het niet dat het hier geen fictie, maar realiteit betreft.
Dus, Nederlandse media: Do look up!
Waar de Netflix-film ‘Don’t look up’ ons met een fictief verhaal een doordringende spiegel voorhoudt van hoe wij ons verhouden tot dreigingen van buitenaf, is de dreiging van binnenin voor de media (en de wetenschap) volop gaande en allesbehalve fictief.
Daarom is het allang de hoogste tijd voor een serieus en open debat over de vraag hoe Nederlandse media als belangrijke speler collectief hun verantwoordelijkheid kunnen pakken ter bescherming van de Nederlandse democratie tegen rechts-populisten die democratische principes met voeten treden.
Dus leidinggevenden van Nederlandse media: ‘do look up’, sla de handen ineen en kom collectief in actie. Want ook hier geldt: de aanval is de beste verdediging.